Het verschil maken met armoedebeleid
Hoe zorg je dat het geld dat je in armoedebeleid steekt effect heeft? En dat de inspanningen die je doet de juiste mensen bereiken? Die vragen stonden centraal in het rekenkamerrapport over armoedebeleid, dat in de stedelijke commissie van 18 mei werd behandeld. Wat de PvdA betreft zitten er veel aanknopingspunten in voor het nieuwe Enschedese armoedebeleid.
Groeiende kloof
De groeiende kloof tussen arm en rijk is niet zomaar een landelijk probleem. Het is één van de grote problemen van Enschede, de twee gezichten van de stad. De tweedeling die in de samenleving ontstaat, is niet alleen een kwestie van banksaldo of loonstrookje. Er is veel samenhang te zien met andere aspecten van een welvarend leven: gezondheid, eenzaamheid, werk en gevoel van eigenwaarde. Een pijnlijke tweedeling die het gevoel van collectiviteit ondermijnt. Dat het ieder voor zich wordt, dat mensen roepen dat de grenzen maar dicht moeten, en dat anderen zich zelf maar moeten zien te redden. Die strijd tegen elkaar maakt ons eerder zwakker dan sterker.
Dat gapende gat tussen arm en rijk gaan we in Enschede niet 1-2-3 oplossen met gemeentelijk beleid. Het wordt ook niet vanzelf kleiner, zolang het rendement op geld hoger is dan dat op arbeid. Zolang aan de bovenkant de salarissen blijven stijgen terwijl de lagere salarissen achterblijven. Zolang er grote werkloosheid is. Maar we kunnen wel zorgen dat we solidair zijn met elkaar en collectief de schouders er onder zetten. Niet ieder voor zich, maar samen.
Om weer te stappen te maken in ons armoedebeleid, is het rekenkameronderzoek erg relevant. We ondersteunen de conclusie dat armoedeproblematiek meer en meer een individueel probleem lijkt te worden, en minder een maatschappelijk collectief probleem. Terwijl het dat wel is. Als de buurman aan de overkant van de straat maandelijks niet rond kan komen, is dat niet alleen zijn probleem, dan is dat een probleem van ons allemaal. En het plotseling kwijtraken van je werk waardoor je financieel in nood komt, kan iedereen gebeuren. Reden te meer dat we ons inzetten om bij deze collectieve problematiek het verschil te maken.
Samenhangend beleid en goede uitvoering
Het rapport roept op tot een samenhangende beleidstheorie en een goede implementatiestrategie. Dat de inhoudelijke theoretische onderbouwing van ons beleid niet een samenhangend geheel is, is niet vreemd als je bedenkt dat we continu bijschaven omdat er zaken misgaan waarvan we vinden dat we er moeten ingrijpen. In die zin is het rekenkameronderzoek verhelderend en geeft het ons een helderdere blik op waar we voor staan, waar onze opgave ligt en hoe we daar mee om gaan. En een goede implementatiestrategie zorgt er voor dat de hulp bij de juiste groep mensen terecht komt.
De juiste groep mensen is de groep voor wie ons armoedebeleid echt het verschil kan maken. Dat we zorgen dat we met ons armoedebeleid er voor zorgen dat ook mensen met weinig geld echt meedoen in de samenleving. Dat we zorgen dat kinderen kunnen sporten, mensen gezond eten en leven, en mensen echt meedoen in de samenleving. Goed toegankelijke en goedkope voorzieningen als scholen, speeltuinen, recreatieplassen, culturele instellingen en bibliotheek horen daar ook bij. Zodat mensen zich kunnen ontplooien en toegang hebben tot voorzieningen waarmee ze zichzelf kunnen verbeteren.
Bovenstaande punten moeten wat de PvdA betreft de basis vormen voor het nieuwe armoedebeleid, dat binnenkort naar de gemeenteraad komt ter bespreking.