Door op 11 augustus 2014

Stage bij de Posten: kennismaken met de praktijk van de zorg

Op woensdag 6 augustus stond ik ’s morgens om 7 uur aan de balie bij zorginstelling de Posten. Voor een kantoormiep zoals ik was dat rijkelijk vroeg, maar ik had het er graag voor over. De Enschedese zorginstellingen boden de gelegenheid aan de gemeenteraadsleden, met name de woordvoerders zorg, om kennis te maken met de praktijk van de zorg. Voor ons heel belangrijk, nu wij moeten beslissen over grote sommen geld die vanaf januari 2015 onder regie en verantwoordelijkheid van de gemeente en dus de gemeenteraad komen te vallen. Ik was uitgenodigd om een dag mee te lopen met de Thuiszorg van de Posten.

Gekozen werd voor de thuiszorg, omdat het daar heel lastig is om vast te stellen wat de mensen nu echt nodig hebben. Mensen met een zware indicatie krijgen hun hulp waarschijnlijk wel, maar er is een groep die buiten de boot dreigt te vallen omdat de problematiek nog te sluimerend is of in ieder geval moeilijk is vast te stellen tijdens een intakegesprek van een half uur of een uur.

Wijkverpleegkundige Suzanne nam me mee naar een aantal cliënten, woonachtig bij de Posten maar niet in de reguliere zorg van de instelling. Deze mensen kunnen aanspraak maken op de ‘normale’ wijkverpleging en thuiszorg.

Ik heb een dame kunnen volgen bij wie je in eerste instantie niet verwacht dat er iets gaande is. Met kwieke tred ging ze ons voor en wist genoeglijk over haar leven te vertellen en zelfs hoe aangenaam ze het wonen in de Posten vindt. Pas later ontvouwde zich de werkelijke problematiek. Eigenlijk was ze niet in staat om een eigen planning en structuur vast te houden. Ook verviel ze regelmatig in herhaling en kon ze de dagen niet uit elkaar houden. Ze was zelf er vrij laconiek onder, maar je moet je voorstellen dat ze alleen in een huis in een buurt zou wonen.

Ook de meneer die we later troffen, had niet meer het overzicht hoewel hij in eerste instantie heel welbespraakt overkwam. Bij hem sloeg de paniek voortdurend toe en hij was blij dat wijkverpleegkundige hem hielp. Dit keer ging het om een telefoon waarvan hij niet meer snapte hoe die werkte. Zijn paniek was groot, omdat hij zich volledig afgesneden voelde van de wereld. De verpleegkundige kwam er eigenlijk alleen om medicatie te geven, maar met veel geduld en aanwijzingen kon zijn paniek weggenomen worden. Maar zij had daar eigenlijk niet ‘de uren’ voor.

Na een zestal cliënten bezocht en geholpen te hebben bij hun dagelijkse handelingen, heb ik gegeten met de mensen van de Plevier. Dat is de dagbesteding voor mensen uit de wijk die om sociale redenen daar zijn en die kampen met lichte dementie en of eenzaamheid. Ze vertelden wat de Plevier voor hen en vaak ook voor hun thuisfront betekent. De wederhelft kan er even tussenuit, even is de spanning weg tussen partners of even is de eenzaamheid er niet. Zij hoopten allen dat de voorziening in stand kan blijven. Daar heb ik natuurlijk geen zeggenschap over. Die uitvoering moeten we aan ons college overlaten, maar ik wil het wel blijven toetsen. Ik heb daarom met de mensen bij de Plevier afgesproken dat we elkaar over een half jaar weer ontmoeten. Zij kunnen mij dan over hun ervaringen vertellen en wat volgens hen beter of slechter loopt.

Het was goed om het rechtstreeks te horen van mensen die het aangaat in plaats van verordeningen te lezen en regels met budgetten tegen elkaar af te wegen. Waar het mij als PvdA’er om gaat, is dat we de menselijke maat in het oog blijven houden. Ik zal vooral daarom bepleiten dat we dat vanaf dag één monitoren vooral op kwaliteit. We kunnen het ons niet veroorloven mensen tussen wal en schip te laten vallen.

We zijn met z’n allen niet gebaat met het afgeven van steeds zwaardere indicaties, ook niet voor de lichte psychogeriatrische zorg en thuiszorg. Dat kost alleen maar meer. Voor deze groep geeft preventie, begeleiding en ondersteuning meer rust en het kost minder. Daar moeten onze keuzes op gericht zijn.