Hulp bij armoede mag geen hindernisbaan zijn

17 februari 2018

Een hindernisbaan, zo kwalificeerde dominee Jan Bonne Veldhuizen afgelopen vrijdag het gemeentelijk armoedebeleid in Tubantia. Zijn uitspraken komen voort uit de ervaringen van het werk van het Diaconaal Platform en vormen reden voor een manifest.

De bevindingen zijn niet nieuw: ook ons Ombudsteam herkent de signalen die door Veldhuizen worden afgegeven. De juiste hulp is nog steeds vaak moeilijk te krijgen en er zou wellicht wat meer aandacht moeten zijn voor het oplossen van het achterliggende probleem dan voor ‘symptoombestrijding’. Daarom stelden we vrijdag vragen aan het College van B&W. De antwoorden moeten helpen het armoedebeleid van de gemeente een stukje in de goede richting te duwen.

Ingewikkelde problematiek

Een financieel probleem is meer dan een probleem van te weinig inkomsten voor te veel uitgaven. Vaak hangen financiële problemen met andere sociaal-maatschappelijke problemen, die een flinke weerslag hebben op de gezinnen en personen die het betreft. Een combinatie met gezondheidsproblemen, psychische problemen en niet echt kunnen meedoen in onze stad is vaak aan de hand. En nog te vaak komt het voor dat de negatieve effecten van armoede hun weerslag hebben op kinderen. Ze krijgen niet dezelfde kansen als hun leeftijdsgenootjes om goed mee te doen op school, de sport of bijvoorbeeld muziek. Dat is wat ons betreft onacceptabel.

Vragen

De Partij van de Arbeid heeft naar aanleiding daarvan de volgende vragen gesteld:

  1. Heeft het College kennis genomen van dit, voor ons gemeentelijk beleid, nogal kritische kanttekeningen?
  2. Kan het College aangeven hoe zij aankijkt tegen de stelling dat er erg veel ambtelijke (en inhoudelijk onvoldoende kwalitatieve) inzet wordt gepleegd t.o.v. vergelijkbare gemeenten?
  3. Welk percentage van de inzet is gericht op controle en repressie? In absolute zin: om hoeveel capaciteit in uren/fte gaat het?
  4. Is het College met ons eens dat geïnstitutionaliseerd wantrouwen t.o.v. aanvragers/cliënten, en de voortdurende zucht naar verantwoorden en rapporteren en controle, veel extra ambtelijke inzet vraagt?
  5. Kan het College aangeven op basis van kengetallen hoe groot de groep Enschedeërs is die behoort tot de doelgroep van het armoedebeleid (op basis van landelijke normen)?
  6. Kan het College aangeven hoeveel medewerkers er per 1000 inwoners (die in aanmerking komen voor armoedebeleid) door Enschede worden ingezet?
  7. Kan het College aangeven hoeveel financiële inzet er in totaal voor direct armoedebeleid wordt ingezet in de vorm van bijdragen aan de doelgroep en hoe groot dan het budget is per betrokkene?
  8. Kan het College aangeven hoeveel bezwaarschriften Enschede op dit terrein ontvangt vanuit de doelgroep (per 1000 betrokkenen bij armoedebeleid) en hoe dat ligt in steden als Tilburg, Nijmegen, Groningen, Den Haag en Zaanstad?
  9. Kan het College aangeven hoe onze inzet in termen van financiële ondersteuning is per betrokkene bij de eerder genoemde gemeenten/ (zie vraag 6)
  10. Is de constatering vanuit ons Ombudsteam juist dat 10-15 % van de betrokken inwoners laaggeletterd is of zelfs als analfabeet kan worden aangemerkt?
  11. Is het College met ons van mening dat daardoor het afbreukrisico door fouten vanuit de doelgroep die toch al gewantrouwd worden groot is?
  12. Is de constatering van onze kant juist dat mede hierdoor veel betrokkenen en vrijwillige ondersteuners gefrustreerd kunnen raken?
  13. Is het College bereid om op korte termijn een themabijeenkomst over dit onderwerp te faciliteren, waarbij m.n. de vrijwilligers die zich ermee bezig houden het voortouw hebben, en waarbij het doel is hun kennis te gebruiken voor optimaliseren van onze inzet?

Het College van B&W heeft drie weken om te antwoorden.