Rol voor gemeente bij laaggeletterdheid en voortijdig schoolverlaten
Gemeenten hebben een flinke opgave om werk te maken van laaggeletterdheid en voortijdig schoolverlaten. Dat was het hoofdthema maandag 1 december bij het goed bezochte debat in Forum met Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De vele aanwezigen en de minister deelden hun inzichten over hoe we dat gezamenlijk kunnen oppakken. En onderstreepten de rol die de gemeente daarin kan spelen.
In Nederland zijn op dit moment zo’n 1,3 miljoen mensen laaggeletterd. Zij ervaren dagelijks problemen: bij het vinden van werk maar zelfs bij essentiële basisvaardigheden als het kunnen lezen van de bijsluiter bij een medicijn. De GGD constateert daarin enorme gezondheidsrisico’s.
Echte cijfers over de ontwikkeling van laaggeletterdheid hebben we niet. “Laaggeletterdheid was altijd een taboe, daar sprak je niet over”, aldus Bussemaker. “Gelukkig is dat niet meer zo en besteden we er volop aandacht aan. Dat is ook hard nodig.”
In Enschede zijn diverse verschillende maatschappelijke organisaties actief op dit vlak. Zo zijn de Bibliotheek, Volksuniversiteit, ROC van Twente, Alifa, Power, de Stichting Lezen en Schrijven en de gemeente actief in het Taalpunt in de bibliotheek. Daar wordt gericht met mensen aan hun taalvaardigheid gewerkt. Ook het Werkplein let bij mensen die zich aanmelden als werkzoekende op of hun taalvaardigheid aandacht behoeft.
Bij voortijdig schoolverlaten gaat het in Enschede jaarlijks om zo’n 300 jongeren die voortijdig met hun opleiding stopen en zonder diploma van school gaan. In de afgelopen jaren is dat aantal, bijvoorbeeld door de inspanningen van het ROC van Twente, al flink omlaag gegaan: in 2006 was dat nog het dubbele.
In de discussie kwam de docentbetrokkenheid aan de orde als belangrijke factor om jongeren in school te houden. Minister Bussemaker: “Daar kan hij of zij een belangrijke rol in spelen, met de juiste benadering.
Eigenlijk zou een leraar bij een leerling die niet op school is voor de deur moeten staan om te kijken waar hij of zij is. En dan niet alleen door te zeggen ‘je moet op school zijn’, maar door ook aan te geven ‘ik mis je’. Zo’n persoonlijke benadering levert veel meer succes op.”