#ikdoenietmeermee was de afgelopen week overal in het nieuws. De actie van een aantal BN’ers tegen het Coronabeleid van de overheid was het gesprek van de dag. Hoe was dat voor jou als IC-verpleegkundige die al maanden bezig is met het verzorgen van coronapatiënten?
“Frustrerend. Sommige BN’ers werden duidelijk voor het karretje gespannen van Willem Engel van Viruswaanzin, een actiegroep tegen de Coronamaatregelen. Die BN’ers die op tv hun verhaal deden hebben veel jonge volgers en invloed. Juist jongeren zijn het mobielst en zij kunnen het virus sneller en verder met zich meedragen zonder dat zij er misschien last van krijgen. Ik vond de hele actie erg onverantwoord.
Het voelt op dit moment een beetje alsof we in Nederland 17 miljoen virologen hebben. Die zijn vooral van mening dat we geen “last” meer mogen hebben van het virus. De empathie en creativiteit voor het oplossen van onze ongemakken tijdens het hoogtepunt van de lockdown is weg. Mensen hebben geen zin meer, maar zo stevenen we wel af op een tweede lockdown. En dat is jammer, want als we een beetje ons gezonde verstand gebruiken is dat wellicht niet nodig.”
Je werkt alweer tien jaar als IC-verpleegkundige. Hoe ziet een normale dag er voor je uit en hoe anders was het werk tijdens het hoogtepunt van de lockdown?
“Werken op een IC-afdeling is hollen of stilstaan. Wij krijgen de ziekste patiënten en zijn ook het laatste station, bij ons kan het twee kanten opgaan: mensen overlijden of herstellen. Het is een erg diverse functie.
Het grootste verschil tijdens de Coronacrisis was de fysieke afstand met de patiënt maar ook met de familieleden. Normaliter hebben wij veel contact met de familie, omdat de patiënten bij ons op de afdeling niet aanspreekbaar zijn. Bij de Corona-patiënten mocht echter niemand op bezoek komen en dus was het echt zo dat mensen afscheid van elkaar namen via de telefoon. Niet iedereen die bij ons terecht komt overlijdt aan Corona, maar wie door het virus op de IC-afdeling terecht komt wordt vaak niet meer de oude. Wanneer je wekenlang kunstmatig in slaap wordt gehouden dan kan dit cognitieve gevolgen hebben voor de rest van iemands leven.”
Wat vond je van de extra waardering, het klappen voor de zorgmedewerkers een tijdje geleden?
“Dat klappen had voor mij niet gehoeven. In normale tijden wordt er ook niet voor mij geklapt. Het klappen ebde ook weer weg toen we weer wat meer mochten. Het duurde allemaal te lang en mensen waren voor mijn gevoel het thuis zitten zat. De egocentrische aard van mensen nam het over. De eigen belangen gingen voor op de veiligheid van de medemens. Ik vind dat heel teleurstellend.”
Door het coronavirus is er plotseling wel veel aandacht voor de zorg. Een mooie kans om dingen te verbeteren?
“Ja, maar de Zorg blijft wel het ondergeschoven kindje. Er wordt vaak gezegd dat mensen met passie voor de Zorg dit vak gaan beoefenen. Alsof die passie het enige is dat wij nodig hebben. Begrijp me niet verkeerd, we hebben het niet slecht als zorgmedewerkers, maar het is zeker geen vetpot. Ik vind het ook jammer dat de overheid eerst komt met het plan ons te belonen voor het extra harde werk en vervolgens een politiek spelletje speelt met dit onderwerp. Nu zijn we weer terug bij af, er is geen extra geld en geen betere CAO, er is alleen een bonus uitgedeeld op twee verschillende tijdstippen.
Sommige collega’s laten zich mede daarom detacheren tegenwoordig. Dat verdient stukken beter voor de verpleegkundige, maar de kosten voor het ziekenhuis zijn ook hoger om deze personen in te huren. Het aantal zorgmedewerkers loopt hard terug en we kampen met grote tekorten. In plaats van detacheren zou er meer geld vrijgemaakt moeten worden om medewerkers aan te trekken om van de Zorg weer een aantrekkelijke werkplek te maken. Dit is de enige structurele oplossing om het werken in de Zorg weer op een gezond niveau te krijgen. Of het nu bij ons op de IC is, op de verpleegafdelingen of in het verpleeg/verzorgingshuis of de thuiszorg. Structurele salarisverhoging en daarnaast betere secundaire arbeidsvoorwaarden zijn een goede start.
Mijn advies is om vooral met verpleegkundigen te praten en niet over verpleegkundigen. Achter een bureau is het namelijk amper voor te stellen wat het werken aan bed daadwerkelijk inhoudt, welke gevolgen het heeft en wat soms de consequenties zijn van bepaald beleid.”